pagina_banner

nieuws

Sinds februari van dit jaar hebben de directeur-generaal van de WHO, Tedros Adhanom Ghebreyesus, en de directeur van het Chinese Nationale Bureau voor Ziektebestrijding en Preventie, Wang Hesheng, gezegd dat “Ziekte X”, veroorzaakt door een onbekende ziekteverwekker, moeilijk te vermijden is en dat we ons moeten voorbereiden op en moeten reageren op de pandemie die hierdoor wordt veroorzaakt.

Ten eerste vormen partnerschappen tussen de publieke, private en non-profitsector een centraal element van een effectieve pandemierespons. Voordat we daarmee beginnen, moeten we echter echte inspanningen leveren om tijdige en eerlijke wereldwijde toegang tot technologieën, methoden en producten te garanderen. Ten tweede is gebleken dat een reeks nieuwe vaccintechnologieën, zoals mRNA, DNA-plasmiden, virale vectoren en nanodeeltjes, veilig en effectief zijn. Deze technologieën worden al 30 jaar onderzocht, maar werden pas goedgekeurd voor menselijk gebruik tijdens de COVID-19-uitbraak. Bovendien toont de snelheid waarmee deze technologieën worden ingezet aan dat het haalbaar is om een ​​echt snelwerkend vaccinplatform te bouwen en tijdig te kunnen reageren op de nieuwe SARS-CoV-2-variant. De beschikbaarheid van deze reeks effectieve vaccintechnologieën geeft ons ook een goede basis om vaccinkandidaten te produceren vóór de volgende pandemie. We moeten proactief zijn in de ontwikkeling van potentiële vaccins voor alle virussen met pandemisch potentieel.

Ten derde is onze pijplijn van antivirale therapieën goed voorbereid om te reageren op de virale dreiging. Tijdens de COVID-19-pandemie zijn effectieve antilichaamtherapieën en zeer effectieve medicijnen ontwikkeld. Om het verlies van mensenlevens bij een toekomstige pandemie te minimaliseren, moeten we ook breedspectrum antivirale therapieën ontwikkelen tegen virussen met pandemisch potentieel. Idealiter zouden deze therapieën in de vorm van pillen moeten zijn om de distributiecapaciteit te verbeteren in gebieden met een hoge vraag en weinig middelen. Deze therapieën moeten ook gemakkelijk toegankelijk zijn, zonder beperkingen van de private sector of geopolitieke krachten.

Ten vierde is het beschikbaar hebben van vaccins in opslagplaatsen niet hetzelfde als ze breed beschikbaar stellen. De logistiek van vaccinatie, inclusief productie en toegang, moet worden verbeterd. De Alliance for Innovative Pandemic Preparedness (CEPI) is een wereldwijd partnerschap dat is opgericht om toekomstige pandemieën te voorkomen, maar er zijn meer inspanningen en internationale steun nodig om de impact ervan te maximaliseren. Tijdens de voorbereiding op deze technologieën moet ook menselijk gedrag worden bestudeerd om het bewustzijn over naleving te vergroten en strategieën te ontwikkelen om misinformatie tegen te gaan.

Ten slotte is er meer toegepast en fundamenteel onderzoek nodig. Met de opkomst van een nieuwe variant van SARS-CoV-2 met een compleet ander antigeen, is ook de werking van verschillende vaccins en therapeutische geneesmiddelen die eerder zijn ontwikkeld, beïnvloed. Verschillende technieken hebben wisselend succes gehad, maar het is moeilijk te bepalen of het volgende pandemische virus door deze benaderingen zal worden beïnvloed, of zelfs of de volgende pandemie door een virus zal worden veroorzaakt. Zonder de toekomst te kunnen voorspellen, moeten we investeren in toegepast onderzoek naar nieuwe technologieën om de ontdekking en ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en vaccins te vergemakkelijken. We moeten ook uitgebreid en zwaar investeren in fundamenteel onderzoek naar epidemisch potentiële micro-organismen, virale evolutie en antigene drift, de pathofysiologie van infectieziekten, menselijke immunologie en hun onderlinge relaties. De kosten van deze initiatieven zijn enorm, maar klein vergeleken met de impact van Covid-19 op de menselijke gezondheid (zowel fysiek als mentaal) en de wereldeconomie, die alleen al in 2020 op meer dan 2 biljoen dollar wordt geschat.

wat-is-ziekte-x

De enorme gezondheids- en sociaaleconomische impact van de Covid-19-crisis onderstreept de dringende behoefte aan een speciaal netwerk voor pandemiepreventie. Het netwerk zal virussen kunnen detecteren die zich van wilde dieren naar vee en mensen verspreiden voordat ze zich ontwikkelen tot lokale uitbraken, bijvoorbeeld om epidemieën en pandemieën met ernstige gevolgen te voorkomen. Hoewel een dergelijk formeel netwerk nog nooit is opgezet, is het niet per se een geheel nieuwe onderneming. Het zal voortbouwen op bestaande multisectorale monitoringoperaties, gebruikmakend van reeds bestaande systemen en capaciteiten. Harmonisatie door de invoering van gestandaardiseerde procedures en datadeling om informatie te verstrekken voor wereldwijde databases.

Het netwerk richt zich op strategische bemonstering van wilde dieren, mensen en vee in vooraf geïdentificeerde hotspots, waardoor wereldwijde virusbewaking overbodig wordt. In de praktijk zijn de nieuwste diagnostische technieken nodig om virussen die in een vroeg stadium uit de lucht komen, in realtime te detecteren, en om veel belangrijke endemische virusfamilies in monsters te detecteren, evenals andere nieuwe virussen die afkomstig zijn van wilde dieren. Tegelijkertijd zijn een wereldwijd protocol en beslissingsondersteunende tools nodig om ervoor te zorgen dat nieuwe virussen bij geïnfecteerde mensen en dieren worden verwijderd zodra ze worden ontdekt. ​​Technisch gezien is deze aanpak haalbaar dankzij de snelle ontwikkeling van meerdere diagnostische methoden en betaalbare DNA-sequentietechnologieën van de volgende generatie die snelle identificatie van virussen mogelijk maken zonder voorafgaande kennis van de doelpathogeen en die soortspecifieke/stamspecifieke resultaten opleveren.

Naarmate nieuwe genetische gegevens en bijbehorende metadata over zoönotische virussen in wilde dieren, afkomstig van virusdetectieprojecten zoals het Global Virome Project, worden opgeslagen in wereldwijde databases, zal het wereldwijde virussurveillancenetwerk effectiever worden in het detecteren van vroege virusoverdracht op mensen. De gegevens zullen ook bijdragen aan de verbetering van diagnostische reagentia en hun gebruik dankzij nieuwe, breder beschikbare en kosteneffectieve apparatuur voor de detectie en sequentiebepaling van pathogenen. Deze analysemethoden, gecombineerd met bioinformaticatools, kunstmatige intelligentie (AI) en big data, zullen bijdragen aan de verbetering van dynamische modellen en voorspellingen van infectie en verspreiding door de capaciteit van wereldwijde surveillancesystemen om pandemieën te voorkomen geleidelijk te versterken.

Het opzetten van een dergelijk longitudinaal monitoringnetwerk brengt aanzienlijke uitdagingen met zich mee. Er zijn technische en logistieke uitdagingen bij het ontwerpen van een bemonsteringskader voor virusbewaking, het opzetten van een mechanisme voor het delen van informatie over zeldzame spillovers, het opleiden van gekwalificeerd personeel en het waarborgen dat de publieke en diergezondheidssector infrastructuurondersteuning bieden voor het verzamelen, transporteren en laboratoriumtesten van biologische monsters. Er is behoefte aan regelgevende en wettelijke kaders om de uitdagingen aan te pakken die gepaard gaan met het verwerken, standaardiseren, analyseren en delen van grote hoeveelheden multidimensionale data.

Een formeel surveillancenetwerk zou ook eigen bestuursmechanismen en leden van zowel publieke als private organisaties moeten hebben, vergelijkbaar met de Global Alliance for Vaccines and Immunisation. Het zou ook volledig moeten aansluiten bij bestaande VN-organisaties zoals de Wereldvoedsel- en Landbouworganisatie/Wereldorganisatie voor Diergezondheid/WHO. Om de duurzaamheid van het netwerk op lange termijn te waarborgen, zijn innovatieve financieringsstrategieën nodig, zoals het combineren van donaties, subsidies en bijdragen van financieringsinstellingen, lidstaten en de private sector. Deze investeringen zouden ook gekoppeld moeten worden aan prikkels, met name voor het mondiale Zuiden, waaronder technologieoverdracht, capaciteitsontwikkeling en eerlijke uitwisseling van informatie over nieuwe virussen die zijn gedetecteerd via wereldwijde surveillanceprogramma's.

 

Hoewel geïntegreerde bewakingssystemen cruciaal zijn, is uiteindelijk een meervoudige aanpak nodig om de verspreiding van zoönotische ziekten te voorkomen. De inspanningen moeten gericht zijn op het aanpakken van de onderliggende oorzaken van overdracht, het verminderen van gevaarlijke praktijken, het verbeteren van veehouderijsystemen en het verbeteren van de bioveiligheid in de dierlijke voedselketen. Tegelijkertijd moet de ontwikkeling van innovatieve diagnostiek, vaccins en therapieën worden voortgezet.

Ten eerste is het essentieel om spillover-effecten te voorkomen door een "One health"-strategie te hanteren die de gezondheid van dieren, mensen en het milieu met elkaar verbindt. Naar schatting wordt ongeveer 60% van de ziekte-uitbraken die nog nooit eerder bij mensen zijn gezien, veroorzaakt door natuurlijke zoönotische ziekten. Door de handelsmarkten strenger te reguleren en wetten tegen de handel in wilde dieren te handhaven, kunnen menselijke en dierlijke populaties effectiever van elkaar worden gescheiden. Inspanningen op het gebied van landbeheer, zoals het stoppen van ontbossing, komen niet alleen het milieu ten goede, maar creëren ook bufferzones tussen wilde dieren en mensen. Een brede acceptatie van duurzame en humane landbouwpraktijken zou overmatig gebruik van antimicrobiële middelen bij gedomesticeerde dieren elimineren en het gebruik van preventieve antimicrobiële middelen verminderen, wat zou leiden tot extra voordelen bij het voorkomen van antimicrobiële resistentie.

Ten tweede moet de laboratoriumveiligheid worden versterkt om het risico op onbedoelde verspreiding van gevaarlijke pathogenen te verminderen. Wettelijke vereisten moeten locatie- en activiteitspecifieke risicobeoordelingen omvatten om risico's te identificeren en te beperken; kernprotocollen voor infectiepreventie en -bestrijding; en training in het juiste gebruik en de aanschaf van persoonlijke beschermingsmiddelen. Bestaande internationale normen voor biologisch risicomanagement moeten breed worden overgenomen.

Ten derde moeten GOF-of-function (GOF)-onderzoeken, gericht op het ophelderen van overdraagbare of pathogene kenmerken van pathogenen, adequaat worden begeleid om risico's te beperken, terwijl tegelijkertijd wordt gewaarborgd dat belangrijk onderzoek en vaccinontwikkeling worden voortgezet. Dergelijke GOF-onderzoeken kunnen micro-organismen met een groter epidemisch potentieel produceren, die onbedoeld of opzettelijk kunnen worden vrijgelaten. De internationale gemeenschap is het echter nog niet eens over welke onderzoeksactiviteiten problematisch zijn of hoe de risico's kunnen worden beperkt. Aangezien GOF-onderzoek in laboratoria over de hele wereld wordt uitgevoerd, is er dringend behoefte aan de ontwikkeling van een internationaal kader.

 

 


Plaatsingstijd: 23-03-2024